Aanleiding
Als gevolg van een mislukte veiligheidstest vonden er op 26 april 1986 in de toenmalige Sovjet-Unie twee explosies plaats in een van de reactoren van de kerncentrale Tsjernobyl. Het ‘Tsjernobyl-type reactor’ verschilt sterk van ‘westerse’ reactoren: ze hebben geen veiligheidsomhulling en de reactor bevat grote hoeveelheden brandbaar grafiet. De eerste explosie blies het deksel van 2.000 ton van het reactorvat en de tweede sloeg een gat in het reactorgebouw. Vrijwel meteen vlogen de grafietblokken in brand. Door de explosie en de intens hete grafietbrand kwam een groot gedeelte van de radioactieve stoffen uit de reactor vrij. De reactor heeft tien dagen lang gebrand. Hierdoor werden grote hoeveelheden radioactieve stoffen verspreid over Europa en delen van Azië.
Het was het zwaarste ongeval met een kerncentrale waarbij grote hoeveelheden radioactieve stoffen vrijkwamen en er tot op heden grote gevolgen voor de volksgezondheid zijn.